Op 17 november jongstleden kopte de Telegraaf, geschreven door Wouter van Bergen, “Contant betalen kost klauwen met geld: cash voor de winkelier drie keer zo duur als pinnen”. Gebaseerd op een onderzoek dat Betaalvereniging Nederland liet uitvoeren, zij schrijft op haar website: “In 2017 betaalde een doorsnee ondernemer €0,29 per contante betalingen en €0,17 per pinbetaling. “
In onze opleidingen hameren we altijd op het verschil tussen prijs, kosten en uitgaven. En dat je zorgvuldig moet omgaan met verschillen, zeker als je er (inkoop)beslissingen op wilt baseren. Betalen winkeliers nu meer? Of kost het meer? Wat is er de hand? Als beroepsdeformanten doken we met plezier even in het bewijs.
Die komt uit de onderbouwing van onderzoeksbureau Pantein. Die stellen dat de kosten voor het aannemen van een contant bedrag, tussen 2017 en 2023 zijn gestegen van 29 naar 61 cent. Terwijl de pinkosten gelijk zijn gebleven, op 17 cent per betaling.
Hm, het zijn kosten dus en geen betalingen, maar hoe dan, zou je denken? Dat legt de betaalvereniging als volgt uit: “De totale kosten van een doorsnee betaling aan de toonbank bestaan voor meer dan de helft uit interne kosten (60%, €0,17), waaronder met name loonkosten van medewerkers. Het werk dat betalingen met zich meebrengen, omvat onder andere het afrekenen aan de kassa, het dagelijks opmaken van de geldkassa en het zelf vervoeren en afstorten van contant geld.”
Maar wacht even, stel nu eens dat alle betalingen vanaf morgen gepind zouden worden, krijgen de medewerkers dan opeens minder salaris want het is immers efficiënter?
Nee natuurlijk niet. Die medewerkers zijn er gewoon en hun baan is veel breder dan alleen het faciliteren van betalingen. De loonkosten blijven gelijk, dus er verandert helemaal niets aan de uitgaven. Tenzij je een hele medewerker kunt ontslaan of minder uren kunt laten werken omdat iedereen met pin betaalt, maar dat is zeker niet aan de orde voor de meeste winkeliers. Leuk bedacht om op deze manier loonkosten aan cash betalingen toe te willen wijzen, maar als iedereen morgen gaat pinnen gaan de winkeliers echt niet minder salarissen betalen. En zullen dezelfde loonkosten aan iets anders moeten worden toegewezen.
Wat wel zeker is, is dat als je meer pintransacties hebt, je meer moet gaan betalen. De prijs van een transactie is tussen de 5 en 25 cent, afhankelijk van het aantal betalingen. Het zijn bedragen die Rabobank op haar website bevestigt. Zij schrijft: ‘Bij de bank betaal je transactiekosten. Die zijn gemiddeld tussen de € 0,05 en 0,25 cent per transactie. Dat zijn de kosten die de bank maakt om het geld te verwerken en op je rekening te storten. Een contante betaling kost je daarentegen gemiddeld € 0,29. Dat komt door de kosten voor de verzekering, het afstorten bij de bank en het wisselgeld. Ook kost het tijd om de kassalade te legen, het cashgeld handmatig te tellen en naar de bank te brengen. En tijd is geld.” Jaja, dus ook hier wordt de betaling aan de bank vooral visueel ‘goedkoper’ gemaakt door de kosten van medewerkers toe te rekenen aan cashbetalingen. Maar als winkelier betaal je in werkelijkheid EN de salarissen, EN de transacties aan de bank. Als alles in cash zou gaan betaal je als winkelier misschien wel minder.
De telegraaf maakt het helemaal bont en stelt (niet op de site van de betaalvereniging terug te vinden overigens) dat: ”de snelle stijging over de afgelopen jaren ook is te wijten aan het feit dat veel minder cash wordt betaald, zodat kassa-apparatuur over veel minder transacties worden afgeschreven”.
Hahaha, het lijkt nu wel de fabeltjeskrant. Of er nu 10 keer per dag cash wordt afgerekend, of 100 keer, voor die kassa moet hetzelfde worden betaald door de winkelier. De enige manier om dat te voorkomen is echt alles digitaal doen. In alle andere gevallen kun je creatief boekhouden wat je wilt, maar die kassa moet er staan en wordt niet goedkoper. Wanneer je de kassa gewoon als inventaris ziet en over de technische levensduur afschrijft heb je nog steeds dezelfde afschrijvingskosten per jaar.
Iedere medaille heeft twee zijden. In augustus sprak RTL-nieuws met Louise Wesselius, voorzitter van de Koninklijke Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH). Deze vereniging komt op voor de belangen van markt- en straatverkopers. Daar kwam een heel ander beeld naar voren. “Er zijn mensen die een appel van één euro kopen en daarbij pinnen, dat kost een ondernemer omzet”, vertelde zij (ze bedoelde waarschijnlijk ‘marge’, want de omzet verandert hier niet door). Daarom vind je bij steeds meer winkeliers bordjes met teksten als ‘doe niet zo pinnig, betaal contant‘ en ‘kleine bedragen graag contant’.
Terug naar de betaalvereniging die ook op haar website schrijft: “De toename van vlot contactloos betalen, meestal zonder pincode, ten koste van het langzamere insteken mét pincode, houdt de kosten van een doorsnee pinbetaling al jaren op een constant laag niveau. Daardoor blijft pinnen aan de kassa maatschappelijk de meest efficiënte vorm van betalen.” Tja, met deze redenatie kunnen de pinuitgaven – te betalen door winkeliers- de afgelopen jaren zelfs gestegen zijn, maar helpt een beetje hersengymnastiek te bewijzen dat ze door efficiency minder zijn gaan kosten.
Maar pinnen kost volgens Mitchel Sauer (van de gelijknamige Limburgse kaashandel die met een grote kaaskraam in Maastricht, Sittard en Meersen staat) echter ook veel tijd, meer dan bij een contante betaling. Hij legt uit: “Als mensen fysiek met een pinpas betalen, gaat het wel snel. Maar steeds meer mensen betalen met hun telefoon. Die moeten ze dan eerst ontgrendelen, soms gebruiken ze gezichtsherkenning, soms toetsen ze eerst de verkeerde code in. Dat kost allemaal tijd en tijd is omzet als hier meerdere klanten in de rij staan.” Een soortgelijke redenering, maar dan juist inefficiënt en dus hogere kosten. Het is maar net hoe je de redenatie op jouw belang wil laten aansluiten.
Al met al lijkt het onderzoek van de belangenvereniging vooral bedoeld om de belangen van digitaal betalen te onderstrepen. En die belangen kunnen er best zijn, maar het is de vraag voor wie die er zijn.
Je ziet dit soort redenaties ook vaak terug in inkooptrajecten waar op basis van veronderstelde kostenreducties beslissingen worden genomen die op zijn minst twijfelachtig zijn. Om een voorbeeld te noemen:
‘Als we voor deze leverancier kiezen, hebben we per week 23 minder handelingen nodig die toch al snel 5 minuten per handeling kosten. Dat scheelt 1,9 uur per week, ofwel 4% van een hele FTE. En die FTE kost all-in 60.000 Euro per jaar. Dat is Euro 2.850 verdiend!
…. Zonder goed na te denken over werkelijk mogelijke – en gewenste- uitgavenreducties.
Van een heel klein stukje personeel kun je geen afscheid nemen, en de vraag is of deze tijd anders ingezet gaat worden. Totdat je zeker weet dat je dat wel kan, is het ‘Micky Mouse geld’ en moet je goed nadenken alvorens er een inkoopbeslissing op te baseren.